Succes en falen in muziek 

 Praktiseren van flow bij conservatoriumstudenten 

 
 
Balanceren tussen succes en falen is voor conservatoriumstudenten de dagelijkse realiteit. De flow theorie van Mihaly Csikszentmihalyi (2010) biedt een uitstekend handvat om hier een helpende hand in te bieden. Mits je hem praktisch kan maken. In dit artikel lees je hoe je dit aan kan pakken.   
 

Inleiding
Streven naar succes in de vorm van perfectie is eerder regel dan uitzondering onder conservatoriumstudenten en levert veel druk op. Met het praktisch maken van de flow theorie bied je een andere benadering. Streven naar de zone van de optimale ervaring wordt dan het doel. Kom je in die zone, dan vindt er als vanzelf een piek in prestatie en creativiteit plaats. En ervaar je het plezier hiervan.
Vanuit mijn achtergrond als beroepsmusicus en toegepast psycholoog met specialisatie in performance psychologie en een passie voor de positieve psychologie, waar de flow theorie een belangrijk onderdeel in vormt (Seligman, 2011), heb ik mijzelf gespecialiseerd in het concreet maken van deze flow theorie. Dit doceer ik dit onder anderen aan conservatoriumstudenten, inmiddels op de helft van de Nederlandse conservatoria.
 

Flow concreet maken
De meeste musici hebben het genoegen om bekend te zijn met de ervaring helemaal op te gaan in de muziek die zij spelen, waarbij alles ogenschijnlijk moeiteloos verloopt terwijl er de meest fantastische dingen gebeuren. Helaas zijn deze momenten zeldzaam en lijkt het je te overkomen.
Mihaly Csikszentmihalyi vertelde ons dat dit niet zo hoeft te zijn. Zijn onderzoek naar de optimale ervaring bij het uitvoeren van activiteiten binnen diverse domeinen liet zien dat er negen condities zijn waar mensen aan voldeden bij het beleven van zo’n ervaring (Csikszentmihalyi, 2010). Wat impliceert dat je zelf kan sturen op zo’n piekervaring in prestatie en plezier. En je deze kan repliceren. Zo lang je maar aan deze condities voldoet. Maar hoe breng je dit in de praktijk?   
Na meer dan een decennia van exploreren en praktiseren is het me gelukt om deze condities concreet te maken met behulp van modellen uit de performance psychologie en de psychologie van het leren. 
 

Drie maal drie condities
Een goede start voor het praktiseren van flow is de driedeling van de negen flow condities te hanteren zoals voorgesteld door Jef van den Hout (2019). 

De eerste groep van drie condities zijn voorwaarden voor het bereiken van een flow ervaring waar je op voorhand zelf de controle in kan pakken: 
1. Je hebt een helder doel voor ogen met de activiteit;
2. Je ontvangt direct feedback over de progressie richting jouw doel zodat je bij kunt sturen wanneer nodig;
3. Je acteert op de toppen van je kunnen zonder de controle te verliezen: de balans tussen de uitdaging die jouw doel oplevert en de vaardigheden die nodig zijn om deze uitdaging aan te kunnen is optimaal.

De tweede groep van drie condities zijn voorwaarden die semi-controleerbaar zijn en tevens karakteristiek voor een flow ervaring:
4. Je beleeft de activiteit als een autothelische ervaring: het accent ligt op het intense plezier wat je beleeft aan het uitvoeren van de activiteit zelf, niet op de uitkomst ervan (musiceren om het musiceren bijvoorbeeld);
5. Je volledige aandacht is blijvend gericht op het uitvoeren van de activiteit, binnen het veld van jouw taak bij de activiteit (het podium in dit geval, soms met uitbreiding van het publiek);
6. Je ervaart een gevoel van volledige controle bij het uitvoeren van de activiteit (zonder deze controle na te streven tijdens het uitvoeren van de activiteit).

De laatste groep van drie condities zijn karakteristieken van flow:
7. Je schakelt naar een innerlijke klok: de tijd lijkt voorbij gevlogen te zijn na de activiteit of juist te vertragen tijdens een ‘high performance’ moment;
8. Het bewustzijn smelt samen met de actie die je uitvoert: je gaat helemaal op in de activiteit;
9. Het bewustzijn van het ik verdwijnt tijdelijk: je handelt spontaan en evalueert niet hoe je de activiteit uitvoert.

De tweede groep en derde groep zijn interactief: bijvoorbeeld samensmelting van bewustzijn en de actie roept een hoge concentratie op en vice versa.

De praktijk leert ons dat wanneer je voorafgaand aan de activiteit jezelf voorziet in strategieën die de eerste zes condities faciliteren, de kans vele malen groter is dat je in de zone van de optimale ervaring komt. Hieronder beschrijf ik implicaties voor het praktisch maken van elk van deze zes condities.


De ‘flow basics’
De eerste drie condities zou je ook de basis van flow kunnen noemen. Ze lijken misschien voor de hand liggend, in de praktijk wordt hier niet vaak niet bewust bij stilgestaan voorafgaand aan een activiteit. Bij het spelen van een muziekstuk zou dit als volgt aangepakt kunnen worden. 

Helder Doel
Begin met het besef dat heldere doelen stellen een vaardigheid op zichzelf is. Vraag aan een musicus wat het doel is met het muziekstuk en je krijgt zeer kleurrijke maar moeilijk meetbare antwoorden als ‘het publiek in vervoering brengen’ en ‘een vette show wegzetten’. Om dit wat specifieker te maken helpt het om meerdere keren te vragen; ‘En hoe ga je dit doen? Totdat er een concreet doel ontstaat binnen de drie t’s van muziek: time, tone & taste  (ritme, klank en muzikale keuzes). Bijvoorbeeld ‘mijn spel afstemmen op de timing van de drummer’ of ‘mijn gevoel bij deze compositie overbrengen met een heldere frasering van de noten’. 

Directe Feedback
Directe feedback is wat eenvoudiger af te stemmen binnen de muziek en vooral praktisch van aard: hoor ik mijzelf en mijn medemusici in een goede balans? De boodschap hierbij is heel helder: zonder jezelf goed te kunnen monitoren ten aanzien van je doel is het onmogelijk om in een flow te komen. 2

Balans tussen Uitdaging en Vaardigheid 
Bij de derde basisconditie wordt het uitdaging/vaardigheid model erbij gehaald, vaak de kern van flow genoemd. Bij mijn versie van dit model wordt er aan de musici gevraagd om 5 keer hetzelfde muziekfragment te spelen, telkens met een ander uitdagingsniveau. Hierbij spelen de muziekstudenten respectievelijk in de safe zone, comfort zone, stretch zone en panic zone. Na deze zones verkent te hebben spelen zij nog één maal het fragment waarbij zij ergens tussen de comfort en stretch zone in gaan zitten: op het randje van hun kunnen. Daar bevinden zij zichzelf potentieel in de flow zone. 


Mijn versie van het uitdaging/vaardigheid model, op basis van het flow model van Mihaly Csikszentmihalyi (2010).

Het spelen van de flow versie met het muziekfragment biedt meteen een mooi moment om de flow condities te laten ontstaan: vergeet even jezelf en de tijd en probeer helemaal op te gaan in wat je doet. Lukt je dit, dan kom je in ‘a state of play’: de kern van flow. 

Lukt dit niet, dan is dit vaak te koppelen aan één van de semi-controleerbare voorwaarden. Het ontbreekt dan aan een autothelische motivatie, volledige concentratie of gevoel van controle. Dit heb ik afgekort tot de lekker bekkende term mococo. 

 

To flow or not to flow, optimaliseer je mococo. 

Autothelische Motivatie 

Een autothelische motivatie wil in dit geval zeggen: muziek maken om het plezier van het muziek maken. Dit wordt nogal eens weggedrukt door het succesvol willen zijn in de vorm van waardering of het bereiken van een bepaalde status. 

Het Achievement Goal Framework (Elliot & McGregor, 2001) biedt een prima tool om de muziekstudenten te laten ervaren dat zij een keuze hebben tussen een ego-gerichte doeloriëntatie waarbij je jezelf afhankelijk maakt van anderen met prestatiedoelen, en een mastery-gerichte doeloriëntatie waarbij je jezelf richt op de eigen groei en onderliggende processen met verbeter- en procesdoelen. Bij deze oriëntatie kun je zelf de controle pakken in het creëren van succeservaringen. 

Vooral het gebruik van verbeter- en procesdoelen wordt als heel prettig ervaren door musici en roepen een autotelische ervaring op (Sinnamon, 2021). De ‘take away’ van deze strategie is dan ook: koppel je heldere doel (1e voorwaarde) aan een onderliggend proces wat intrinsiek motiverend voelt om tot een autotelische ervaring te komen (4e voorwaarde). 

Het 2 x 2 Achievement Goal Framework (Elliot & McGregor, 2001).


Praktische aanpak: Stel jezelf een resultaatdoel met een vermijdende oriëntatie, bijvoorbeeld “Maak geen fouten!”, en speel het fragment met dit doel in het achterhoofd (ego/avoidance zone). Zo ook met een resultaatdoel waarin je juist een goed resultaat probeert te benaderen, bijvoorbeeld minimaal een 8 van je hoofdvakdocent (ego/approach zone). Daarna schakel je naar de mastery kant en bepaal je een verbeterdoel: richt jezelf op 1 procent verbetering van de versie die je net speelde. Zo creëer je jouw eigen succeservaring (mastery/approach zone). Vervolgens richt je jezelf op een onderliggend procesdoel wat gekoppeld is aan de beoogde verbetering, bijvoorbeeld een ontspannen beweging van de rechter pols (mastery/approach zone).

 
Volledige Concentratie 
Een volledige concentratie begint bij het effectief richten van je aandacht. Om erachter te komen wat effectief is en wat niet voor jouw performance biedt Nideffer’s aandachtsstijlen model (1976) een uitkomst. 
Ook hierbij wordt de studenten gevraagd om hetzelfde muziekfragment meerdere keren te spelen met opdrachten die hen in de verschillende zones van het ondersteunende model brengen. Bijvoorbeeld in de zone van intern breed gerichte aandacht, met een focus op de eigen houding. En de zone van intern smal, met de focus op de ademhaling of op het contact met het instrument. Om daarna te schakelen naar de zones van extern gerichte aandacht, bijvoorbeeld op de projectie van het eigen geluid (extern smal), het geluid van een instrument van een collega (extern smal) en het volledige bandgeluid (extern breed). 

Het aandachtstijlen model van Nideffer (1976), uitgewerkt binnen muzikaal perspectief.

De impact van deze oefeningen is heel groot. Er ontstaat bewustzijn van de verbinding tussen de richting van aandacht en het effect hiervan op de eigen performance en de collectieve performance.  En er ontstaat vaak een performance op een niveau wat nog niet eerder bereikt is bij het hanteren van een externe focus. De theorie mag dit dan voorspellen (Buma, Bakker, & Oudejans, 2015; Wulf & Prinz, 2001), het verbluffend positieve effect in de praktijk blijft een feestje om te aanschouwen.  

De take away bij deze strategie: koppel je focusstrategie aan je feedback (2e voorwaarde): bepaal vooraf waar je op moet focussen om directe feedback over de progressie richting je doel te ontvangen. Dit biedt heel veel houvast voor een volledige concentratie (5e voorwaarde).   

 

Gevoel van Controle 

De voorwaarde ‘gevoel van controle’ is de meest subjectieve van de semi-controleerbare flow voorwaarden. In de praktijk werkt het goed om hier een onderscheid te maken tussen interne en externe controle. Intern over een staat van fysiologische en mentale paraatheid (arousal) die aansluit bij de aard van de compositie. En extern over het instrument. 

- Interne controle 

De aloude inverted U-curve van Yerkes & Dodson (1908) leent zich erg goed voor het verhelderen van de boodschap dat de musici een bepaald spanningsniveau moeten omarmen om tot een optimale performance te komen (Burton & Raedeke, 2008; Swinnen, 2022; Teigen,1994). En zelf een belangrijke rol kunnen spelen in het bereiken van het ideale spanningsniveau voor de te spelen compositie. Bijvoorbeeld met het ontwikkelen van een pre-performance routine (Williams & Krane, 2020). 

 Het inverted U-curve model van Yerkes & Dodson (1908).

Noa Kageyama, performance psychologie docent op het vermaarde Juilliard conservatorium in New York heeft een zeer effectieve pre-performance routine ontwikkeld voor musici: breath, relax, hear what you play, feel what you play. Wanneer dit goed uitgevoerd wordt vlak voor de inzet van een muziekstuk, wordt niet alleen de fysiologische en mentale staat van paraatheid geoptimaliseerd, maar tevens een diepe connectie gemaakt met de eerste noten van het muziekstuk. Wat een inzet in optima forma enorm bevordert. 

Hierbij dient aangetekend te worden dat regulatie van ademhaling, ontspanning en imagery pittige vaardigheden zijn die om veel en kwalitatief goede training vragen, wil je het gewenste effect bereiken.   

 

- Externe controle 

Dit geldt uiteraard ook voor het creëren van een gevoel van controle over het instrument. Helaas ligt hierbij nog steeds de focus vaak op de quantiteit van de oefening: als ik maar genoeg uren maak dan kom ik er wel. Terwijl de echte winst wordt gemaakt in de kwaliteit van de oefening bij het ontwikkelen van een expertise (Ericsson, 2008). 

Dat begint met het solide opbouwen van motorische en muzikale vaardigheden, waarbij Anders Ericsson’s principes van doordachte oefening houvast bieden. Hierbij wordt continue de cyclus van plannen–spelen–reflecteren doorlopen (Ericsson & Pool, 2016). Reflecteren vanuit een ‘onbevooroordeeld bewustzijn’ (wat er gebeurt er feitelijk?) voor het blootleggen van onderliggende processen (wat zijn motorische of mentale oorzaken?) en het verzinnen van passende oplossingen is hierbij cruciaal. En voor de meesten heel lastig: je wordt even je eigen docent. 

 Het Deliberate Practice model van Anders Ericsson (2016), zoals geïnterpreteerd door Noa Kageyama.



Hebben we een oplossing gevonden, of aangedragen gekregen van een docent, dan gaan we vaak over in het principe van eindeloze herhaling om deze te beheersen. En creëren we de illusie van beheersing. Wil je dit voorkomen dan moet er gebruik gemaakt worden van retrieval practice, bijvoorbeeld in de vorm van gevarieerde en gerandomiseerde oefening (Brown, Roediger III, & McDaniel, 2014). 

Wil de je na deze intensieve voorbereiding op het podium hetzelfde klinken als in de oefenruimte, dan dient er nog de een derde oefenfase aan toegevoegd te worden waarbij de concert situatie zo dicht mogelijk benaderd wordt, fysiologisch, mentaal en emotioneel (Williamon, 2004). 

 

Take away: koppel de regulatie van je energieniveau (arousal) en de beheersing van het muziekstuk aan elkaar. Zodat je vanuit een gevoel van controle het stuk vloeiend en met een passend energieniveau kan spelen (6e voorwaarde). Daag jezelf bij de performance van dit stuk zo uit dat je maximaal gebruik moet maken van deze controle van het ‘innerlijke en uiterlijke spel’. Zodat je tijdens het spelen in het flow kanaal terecht komt (3e voorwaarde). En in de zone van de optimale ervaring brengt ‘where magic is happening’.

 

Bevrijding van je muzikale potentieel

In de praktijk blijft het heel lastig om tijdens een concert in een flow te komen, daar moet je reëel in zijn. Je bent sterk verbonden met elementen waar je geen controle over hebt zoals het spel van je mede-musici en het podiumgeluid.

Tegelijkertijd kun je flow als een meta-skill beschouwen waarmee je zelf grote invloed kan uitoefenen op de creativiteit en het niveau van jouw spel en op jouw speelplezier. De modellen in dit artikel bieden daar prima handvatten voor.  

Daarnaast verlegt het streven naar flow de perceptie van succes. De kwaliteit van de ervaring zelf bepaalt of je succesvol was, niet de uitkomst ervan. De prachtige paradox hierbij is door juist niet te focussen op perfectie, waardering en het inherent niet willen falen, je vaak de weg vrijmaakt naar je potentieel en het mooiste in jouw spel naar boven komt.

 


Ruben van Boven geeft lessen en trainingen in het praktiseren van flow in muziek, sport en werk, doceerde performance psychologie op Fontys Hogescholen en doceert nu zijn Performance Essentials Training op diverse conservatoria in Nederland.  

 

Referenties

Brown, P. C., Roediger III, H. L., & McDaniel, M. A. (2014). Make it stick: The science of successful learning. Massachusetts: Harvard University Press.

Buma, L. A., Bakker, F. C., & Oudejans, R. R. D. (2015). Exploring the thoughts and focus of attention of elite musicians under pressure. Psychology of Music, 43 (4), 459-472.

Burton, D. & Raedeke, T. D. (2008). Sport psychology for coaches. Champaign: Human Kinetics

Csikszentmihalyi, M. (2010). Flow: Psychologie van de optimale ervaring. Amsterdam: Boom.

Elliot, A. J. & McGregor, H. A. (2001). A 2x2 Achievement Goal Framework. Journal of Personality and Social Psychology, 80 (3), 501-519.

Ericsson, A. (2008). Deliberate practice and acquisition of expert performance: A general overview. Academic Emergency Medicine, 15, 988–994.

Ericsson, A. & Pool, R. (2016). Peak: Secrets from the new science of expertise. New York: Houghton Mifflin Harcourt Publishing Company.

Hout, Jef J. J. van den & Davis, O. C. (2019). Team flow: The psychology of optimal collaboration Cham: Springer

Nideffer, R. M. (1976). Test of attentional and interpersonal style. Journal of Personality and Social Psychology, 34 (3), 394–404.

Seligman, M. (2011). Flourish: A new understanding of happiness and well-being – and how to achieve them. London: Nicholas Brealy Publishing

Sinnamon, S. (2021). Achieving peak performances in music: Psychological Strategies for Optimal Flow. New York: Routledge.

Swinnen, L. (2022). Activeer je nervus vagus. (6e druk). Tielt: Lannoo

Teigen, K. H. (1994). Yerkes-Dodson: A law for all seasons. Theory & Psychology, 4 (4), 525-547

Williamon, A. (2004). Musical Excellence: Strategies and techniques to enhance performance. Oxford: University Press.

Williams, J. M. & Krane, V. (2020). Applied sport psychology: Personal growth to peak performance. (8e druk). New York: Mcgraw-Hill Education

Wulf, G. & Prinz, W. (2001). Directing attention to movement effects enhances learning: A review. Psychonomic Bulletin & Review, 8 (4), 648-660.

Yerkes, R.M., & Dodson, J.D. (1908). The relation of strength of stimulus to rapidity of habit-formation. Journal of Comparative Neurology and Psychology, 18, 459-482.